Welkom bij dit derde nummer van 2024, met daarin artikelen over een gevarieerd aantal onderwerpen; de enige groepering die ik kon maken waren twee artikelen over transgenerationele thematiek, en daar openen we dit nummer mee.

Het is in mijn ervaring een relatief veelvoorkomend probleem dat vrouwen die in hun jeugd mishandeld zijn, – en dat kan in allerlei gradaties zijn –, de angst hebben dat zij dit bij hun kind(eren) gaan herhalen en voor sommige vrouwen is dat zelfs reden om geen kinderen te willen. Het artikel van River et al., uit ‘Journal of Family Violence’, zoomt in op een volgens auteurs belangrijk aspect van dit fenomeen, namelijk de vraag of partners die een kind verwachten een overeenstemmende beleving hebben van wat er in de (romantische) omgang met hen gebeurt en een gelijke beleving van de kwaliteit van de relatie. Zij noemen dit narratieve coherentie en uit onderzoek blijkt dat bij kindermishandeling de narratieve coherentie tussen partners laag is. Auteurs hebben een instrument ontwikkeld dat deze narratieve coherentie tussen partners meet, met het uiteindelijke doel om deze coherentie te bevorderen, als een vorm van preventie van kindermishandeling. Zover is het nu nog niet, maar met deze pilot is hiertoe een eerste stap gezet, omdat de wijze waarop de coherentie is gemeten valide blijkt te zijn. De in dit artikel geboden informatie kan in elk geval inspirerend zijn voor zorgverleners, zoals systeemtherapeuten en verloskundigen.

Het volgende artikel gaat over een geheel ander transgenerationeel thema, namelijk problematisch alcoholgebruik bij grootouders en de invloed daarvan op de relaties tussen kleinkinderen, ouders en grootouders. Dit artikel van Blake et al., uit ‘Journal of Family Psychology’ wekte vooral ook onze interesse omdat we ons niet kunnen heugen dat we in ons blad ook maar één onderzoek hebben gepubliceerd over de positie van grootouders. En dit terwijl in vrijwel alle opleidingen aandacht wordt besteed aan transgenerationele thema’s, middels genogrammen. Dit artikel gaat in op één factor die van invloed is op de relatie tussen de drie generaties, namelijk alcoholgebruik. Auteurs zijn enigszins verrast dat ze sommige uitkomsten niet hadden verwacht. Dit laatste maakt het artikel juist extra interessant en lezenswaardig en bovendien komt het zelden voor dat een onderzoek zo longitudinaal is (vanaf 1988). Tevens maakt deze studie ons nieuwsgierig naar ander onderzoek over de rol en positie van grootouders, zeker als het gaat over culturele en generationele verschillen. Zelfs binnen de oorspronkelijke Europese bevolking zijn er aanzienlijke verschillen te zien; zo was een van de belangrijke argumenten tegen de verhoging van de pensioenleeftijd in Frankrijk dat grootouders vanaf hun 60e onmisbaar zijn bij de opvoeding van hun kleinkinderen. Meer in het bijzonder zijn we geïnteresseerd in de positie van grootouders in Nederland, waar grootouders in vergelijking met andere culturen een steeds kleinere rol lijken in te nemen in het leven en de opvoeding van hun kleinkinderen. Maar ook wij laten ons hier graag verrassen door onverwachte onderzoeksuitkomsten.

Nu we het toch over culturele veranderingen hebben, slaan we een bruggetje naar het artikel van Janes et al., uit ‘Contemporary Family Therapy’, dat mooi demonstreert hoezeer de context waarin psychologen hun werk doen de laatste decennia is veranderd. Toen ik in de jaren ’90 als behandelaar begon, stelde ik vaak de vraag hoe cliënten het vonden om een psycholoog te consulteren. In meer dan de helft van de gevallen vonden ze dat ongemakkelijk, gezichtsverlies, een geheim, en dergelijke. Inmiddels is dit een vraag die bij de meeste cliënten weinig (systemische) informatie meer oplevert; het bezoek aan een psycholoog is inmiddels genormaliseerd. Overigens lijkt ook de betekenis en de zwaarte van een DSM-diagnose sterk veranderd; cliënten komen niet zelden al binnen met een lijstje van welke mogelijke symptomen en stoornissen ze volgens allerlei online testjes zouden kunnen hebben. In dit artikel van Janes et al. wordt verslag gedaan van de openheid waarmee cliënten elkaar op sociale media als TikTok vertellen over hun ervaringen met een psycholoog. Het onderzoek zelf is meer specifiek gericht op de redenen waarom cliënten met hun psycholoog zijn gestopt. Het is waardevolle informatie voor ons allen, omdat deze ons met de neus op de feiten drukt waar het gaat om het opbouwen van een goede en veilige werkrelatie.

Het volgende artikel van Rober, uit ‘Family Proces’, gaat over de emoties van de therapeut tijdens de behandeling. Rober heeft eerder gepubliceerd over het denken van de systeemtherapeut en ook dit artikel over emoties is zeer welkom. Als docent en supervisor systeemtherapie viel mij op dat aankomende psychologen te pas en te onpas spreken over tegenoverdracht als zij merken dat zij in een behandeling geraakt, geïrriteerd, overbetrokken, eenzijdig partijdig, e.d. zijn. Freud heeft m.i. nooit bedoeld te zeggen dat iedere emotie bij de analyticus een vorm van tegenoverdracht is, maar veeleer dat het daarbij gaat om (doorgaans traumatische) ervaringen uit de eigen jeugd die de behandelaar nog niet verwerkt heeft en overdraagt op de cliënt. In die gevallen kan tegenoverdracht belemmerend zijn voor een vruchtbare werkrelatie. In het contact met cliënten zijn er echter legio situaties die emoties bij een behandelaar oproepen, zonder dat er sprake is van tegenoverdracht. Ik ben dan ook blij dat auteur dit onderwerp behandelt in neutrale en niet pathologiserende termen en daarmee de weg opent naar het verkennen van de functionaliteit van emoties van de therapeut voor het behandelproces. Verontwaardiging over het gedrag van een gezinslid bijvoorbeeld, kan de inleiding zijn tot een constructieve dialoog over normen en waarden in de omgang met elkaar en over de gezinscultuur en opvoedstijl. Auteur behandelt op een zeer herkenbare wijze diverse voorbeelden uit de praktijk, beschrijft hoe een systeemtherapeut zich machteloos kan voelen omdat diens eigen emoties in de weg zitten en legt uit hoe we deze machteloosheid kunnen ombuigen naar groei van de therapeutische relatie. Het artikel is zeer geschikt voor opleidingen systeemtherapie en het kan cursisten aanmoedigen om eigen oefen-cases in te brengen.

Het vijfde artikel in dit nummer, van Garcia et al. uit ‘Journal of Family Psychology’, gaat over welke gevolgen het overlijden van een kind aan kanker kan hebben voor de mentale gezondheid van broer(s) of zus(sen). Ook dit onderzoek levert resultaten op die de auteurs niet hadden verwacht. In een eerder nummer hebben wij een artikel gepubliceerd over de waarde van zelfcompassie voor de verwerking van verlies (Zhang et al., GTWW‑1, 2024). In het voorliggende artikel is nader onderzocht wat de impact is van het verlies op de eigenwaarde van de nabestaande broers en zussen. Het mooie van dit artikel is dat het ook handvatten biedt voor wat deze gezinnen specifiek nodig hebben voor de verwerking van het verlies.

Het laatste artikel van Manasse et al., uit ‘Clinical Child Psychology and Psychiatry’, bevat een beschrijving van een gezinsgerichte therapie voor boulimie bij adolescenten. Auteurs vertrekken vanuit een effectonderzoek naar CGT bij deze doelgroep en constateren dat bij een lage kwaliteit van gezinsfunctioneren de CGT slechtere resultaten oplevert dan bij beter gezinsfunctioneren. Van hieruit houden zijn een pleidooi voor het aanvullen van de CGT met een behandeling waarbij de hechtingsrelaties in het gezin en de verbetering van het gezinsfunctioneren de volle aandacht krijgen. Persoonlijk ben ik erg gecharmeerd door de wijze waarop auteurs met het concept hechting wordt omgegaan, namelijk veranderingsgericht op heden en toekomst in plaats van inzichtgevend en verklarend voor iemands hechtingsproblematiek vanuit diens verleden. De behandelingsmethodiek wordt concreet beschreven en is dus zeer bruikbaar voor de praktijk. Voorts doen auteurs verslag van een pilot-onderzoek waarbij de uitkomsten van deze behandeling aan 6 gezinnen in kaart worden gebracht. De onderzoeksresultaten zijn veelbelovend en wat ons betreft verdient de studie een degelijk vervolg, in de vorm van een echt effectonderzoek met vergelijkingsgroepen en grotere aantallen.

De redactie wenst u veel leesplezier met dit gevarieerde nummer!

Lot Wouda,

Hoofdredacteur ‘Gezinstherapie Wereldwijd’